Er was eens...
Er was eens een boerenzoon met rode wangen.
Hij creëerde wel 1000en gezangen,
toen ze in zijn gaatje boorden.
Zijn handen vastgebonden met koorden
Hij zou nijpen en slaan,
waarop de tandarts wegge zou gaan.
't Gaatje niet gevuld, van de pijn in elkaar gekruld.
Er was eens...
Er was eens een baron, die was getrouwd met een es
Ja, dat is een boom, eentje met een groene bles
Hij ging naar het bos en zij volgde hem volledig los
Hij plantte haar in het midden
waarop zij begon te vitten
Hij liet haar daarop in de steek,
tot verre was te horen haar preek.
Er was eens...
Er was eens een reus met 2 rode oren
Hij kwam klein duimpje tegen
en begon deze in zijn bezigheid te storen
Klein duimpje was daar niet mee opgezet
en heeft de reus zijn oren meteen geplet.